Oesterpark Stichert-Stracke

From MarineSpecies Introduced Traits Wiki
Revision as of 09:08, 1 June 2012 by Ruth (talk | contribs) (New page: __NOTITLE__ ==Oesterpark "Stichert-Stracké & Cie" (1887-ca. 1925)== ===Eerste oesterpark "Stichert-Stracké & Cie" (1887-ca. 1896)=== ''Opvolger van [[Oesterpark Grand Aquarium|oesterpa...)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)
Jump to: navigation, search

Oesterpark "Stichert-Stracké & Cie" (1887-ca. 1925)

Eerste oesterpark "Stichert-Stracké & Cie" (1887-ca. 1896)

Opvolger van oesterpark "Grand Aquarium"

De oesterkwekerij “Stichert-Stracké & Cie” was oorspronkelijk een verderzetting van het park “Grand Aquarium”, dat in 1862 door Charles Desmet geïnstalleerd was in de toen bestaande ‘Bassin de Chasse’ in Oostende.[1] In 1887 werd de kwekerij openbaar verkocht door de notaris Serruys in Oostende. Tijdens de eerste zitdag op 10 januari 1887 werd de verkoopprijs op 40.000 frank gebracht. De definitieve verkoop ging door op 24 januari 1887.[2][3] Het complex werd toen vermoedelijk gekocht door August Stracké en Max Stichert, die onder de naam “Stichert-Stracké & Cie” de oesterkwekerij verder openhielden. De concessie voor de huur van de terreinen waarop het park gevestigd was, bleef weliswaar tot 1895 op naam staan van de erfgenamen van Desmet.[1]


August Stracké was een Duitse ondernemer die reeds in 1862, op zestienjarige leeftijd, in Oostende verzeild was geraakt. Hij begon zijn carrière als kelner in het ‘Hôtel d’Allemagne’ in de toenmalige Polderstraat op het Hazegras, maar promoveerde algauw naar hogere posities. Begin februari 1869 werd hij eigenaar van het etablissement. Daarnaast kon Stracké onder andere ook de oprichting van een drukkerij, een brandweerbrigade en een eigen museum op zijn conto schrijven.[4] Dit “Musée Stracké” was een ‘natuurhistorische’ instelling waar een zeer bonte verzameling aan Congolese voorwerpen en opgezette dieren tentoongesteld werd. Het gebouw overleefde de Eerste Wereldoorlog helaas niet.[5] In 1887 besloot de energieke zakenman bovenop al deze bezigheden ook nog de uitbating van een oesterpark voor zijn rekening te nemen. Hiervoor werd hij echter bijgestaan door een andere ingeweken Duitser, Max Stichert. De producten van “Stichert-Stracké & Cie” moeten blijkbaar van hoogstaande kwaliteit geweest zijn, want op de ‘Exposition Universelle de Bordeaux’ in 1895 kregen de exploitanten een ereprijs voor hun werk.[4]


Toen duidelijk werd dat de ‘Bassin de Chasse’ zou moeten verdwijnen door de constructie van de handelsdokken in de Oostendse haven, moest ook “Stichert-Stracké & Cie”, net als de parken ”Desmet” en ”Roger-Lohr”, op zoek naar een nieuwe locatie.[6] Bij deze verhuis zou de familie Desmet uiteindelijk ook hun grondconcessie overdragen aan Stichert en Stracké.[7]


Tweede oesterpark “Stichert-Stracké & Cie” (1896-ca. 1925)

Voorloper van oesterpark “Vermeersch & Cie”

Op 9 april 1896 dienden Stichert en Stracké een aanvraag in voor de heropbouw van hun kwekerij op het gebied van de Mosselhoek, een voormalige visserswijk ten oosten van de haven. Eind 1896 waren de constructiewerken volop bezig. Het 39 are 1 centiare grote oesterpark kwam hier naast de putten van ”Desmet” en ”Roger-Lohr” te liggen, die trouwens exact dezelfde afmetingen hadden.[6]


Stichert en Stracké promootten hun firma niet enkel als een uitstekende oesterkwekerij, maar tevens als een toeristische attractie. Op reclameboodschappen werd duidelijk gemaakt dat ‘vreemdelingen’ met plezier toegelaten werden in het bedrijf en er was zelfs een reeks prentkaarten met afbeeldingen van het park beschikbaar. De oesters van “Stichert-Stracké & Cie” waren hoofdzakelijk afkomstig uit het Engelse Whitstable.[6] De zaak kende hoe langer, hoe meer succes: waar Stichert en Stracké in hun begindagen zo’n half miljoen oesters per jaar exporteerden, was dit cijfer in 1914 gestegen tot bijna drie miljoen.[8]


Na de dood van Max Stichert in november 1897[9] zette August Stracké de zaak alleen verder. In juli 1908 kreeg Stracké als uitbater echter het gezelschap van ene A. Jacoby en een Albert Rau.[10] Deze laatste was vermoedelijk familie van Strackés vrouw Anna Maria Rau en nam in de loop van de jaren een steeds belangrijkere plaats bij de exploitatie van de kwekerij. De firma “Stichert-Stracké & Cie” werd ergens tussen 1908 en 1913 zelfs omgedoopt tot de “Société Stracké et Rau”, waarvan Albert Rau in 1913 als mede-bestuurder werd aangeduid.[11] De oesterkwekerij zelf bleef echter wel bestaan onder de naam “Stichert-Stracké & Cie”.[12]


In 1913 vroeg professor Gustave Gilson, de directeur van het Koninklijk Natuurhistorisch Museum te Brussel, de toestemming om op een terrein bij de oesterkwekerij “Stichert-Stracké & Cie” een marien onderzoekslaboratorium op te richten. Daar wou hij zich wijden aan de studie van de zee, maar wou hij ook, in samenwerking met de ‘Laboratoire du Service de Santé’, meer specifiek ingaan op vragen omtrent de zuivering van oesters. [1] In 1914 werd dit marien laboratorium effectief gesticht, maar het was geen lang leven beschoren. Tijdens WO I werden zowel de oesterkwekerij als het labo immers volledig vernietigd.[13][1]


Op 12 augustus 1920 bekwam de “Société Stracké et Rau” de hernieuwing van haar concessie voor de uitbating van de oesterkwekerij “Stichert-Stracké & Cie”. Deze vergunning stond trouwens nog steeds enkel op naam van August Stracké, en niet op die van Albert Rau.[1] Door de ouderdom en de oorlog was Stracké echter veel van zijn glans verloren en langzaamaan ontdeed hij zich van het grootste deel van zijn bezittingen. Rond mei 1925 verkocht Stracké zijn oesterpark[1] dan ook aan de firma ”A. Vermeersch & Cie”, die vanaf ca. 1928 ook de oude kwekerij van ”Roger-Lohr” in handen kreeg.[14][15] Misschien bleef de familie Rau ook tijdens deze periode betrokken bij de exploitatie van het oesterpark, want in de loop van de jaren 30 werden zij opnieuw vermeld als uitbaters van oude putten van ”A. Vermeersch & Cie”.[16] Het park overleefde ook WO II en werd nadien samen met de oude bassins van ”Roger-Lohr” opgekocht door de firma ”Halewyck & Cie”. De kwekerij bleef slechts tot 1953 in gebruik als een oesterput, maar werd tot 1991 wel aangewend als kreeftenput.[17] De putten werden uiteindelijk in 1995, bijna 100 jaar na hun aanleg, gedempt.[18] In Oostende bestaat trouwens nog steeds een August Strackéstraat, genoemd naar de zakenman die “Stichert-Stracké & Cie” uitbouwde tot één van de belangrijkste Oostendse oesterkwekerijen van de Belle Epoque.

Referenties

Meer weten