Oesterpark De Brock

From MarineSpecies Introduced Traits Wiki
Revision as of 11:41, 21 June 2012 by Ruth (talk | contribs) (Oesterpark “De Brock” (voor 1810-ca. 1897))
Jump to: navigation, search

Oesterpark “De Brock” (voor 1810-ca. 1897)

Wanneer het oesterpark van “De Brock” net het levenslicht zag is niet helemaal duidelijk. In 1782 richtte het handelshuis van “Willaert-De Baere & Cie” een verzoek aan de overheid om een kreeften- en oesterkwekerij op te richten op een domein nabij Slijkens, op de grens tussen Oostende en Bredene en tegenover het fort Saint-Philippe.[1] Vermoedelijk werd deze aanvraag positief beantwoord, want het domein werd door de overheid op 17 juni en 2 juli 1782 verkocht aan de heren Willaert, De Baere en Castelyn.[2] Hoogstwaarschijnlijk werd het park rond deze periode ook effectief uitgegraven, maar dat is niet helemaal zeker. De kwekerij komt alleszins al voor op een plan uit 1810, dus ze moet voor deze periode reeds opgericht zijn. Op latere plannen is het park trouwens te vinden in de zuidoostelijke hoek van de Bassin de Chasse, die tussen 1804 en 1811 aangelegd werd door de Franse overheersers. Het feit dat deze kom een uitsparing kreeg ter hoogte van de kwekerij, versterkt het idee dat het oesterpark zelfs reeds voor de constructie deze Spuikom actief was. Het park bestond trouwens uit een rechthoekig perceel dat gebruikt werd als oester- en kreeftenput en een groot komvormig waterreservoir.[2][3]


Het domein waarop de oesterput zou komen te liggen werd op 5 juli 1786 overgekocht door ene weduwe Matthys van de heren Willaert, De Baere en Castelyn. Zij liet het terrein op 17 februari 1787 vervolgens over aan Francis De Brock, wat het begin was van een lange lijn van eigenaars binnen deze familie. Rond 1815 kwam de grond in het bezit van Francis’ zoon Philippe De Brock, maar het jaar erop was het zijn neef – de zoon van Francis’ broer Jean – Jean De Brock die als eigenaar vermeld werd. Op 17 mei 1816 verkocht deze laatste een derde van de oesterkwekerij aan Philippe De Brock en een even groot deel aan Jean Van Imschoot. Dit trio zou het oesterpark in de daaropvolgende jaren samen uitbaten.[2] De oesterkwekerij overleefde de moeilijke jaren onder Nederlandse heerschappij, maar kwam er niet volledig zonder kleerscheuren van af. Op 7 mei 1836 richtte de firma, samen met de uitbaters van de parken ”Valcke-De Knuyt” en ”Vanderheyde”, dan ook een verzoekschrift aan koning Leopold I om meer steun te vragen voor de Belgische oesterindustrie.[4]


Vanaf de jaren 1830 werd opnieuw een volgende generatie De Brocks tewerk gesteld in de oesterput. In 1836 werd bijvoorbeeld Silvie De Brock, dochter van Philippe, vermeld als één van de eigenaars van het bedrijf.[5] Zij was daarenboven getrouwd met Jean Xavier Van Imschoot, de zoon van Jean Van Imschoot die sinds 1816 mede-eigenaar was van de zaak.[6][7] Vermoedelijk stond deze familie aan de wieg van de oesterkwekerij ”Van Imschoot-De Brock et Cie" die rond ca. 1852-1853 gesticht werd in Oostende, maar details hierover ontbreken volledig. De oesterput van “De Brock” zelf werd vanaf ca. 1857 zeker uitgebaat door Charles Breydel-De Brock, de man van Honorina en schoonzoon van Jean De Brock. [5][8]


De kwekerij “De Brock” kende jarenlang een groot succes, iets wat ook te maken had met het restaurant “Tivoli” die in de nabijheid te vinden was. De wisselwerking tussen deze twee zaken zorgde immers voor een toeristische attractie: de vakantiegangers kwamen graag de bedrijvigheid in de oesterput gadeslaan, waarna ze hun voeten onder tafel konden schuiven in de “Tivoli” om daar te genieten van een dozijntje oesters. De weekdieren van “De Brock” werden trouwens hoofdzakelijk ingevoerd vanuit Burnham en Colchester.[9]


Het oesterpark “De Brock” verdween vermoedelijk ergens rond 1897. De kwekerij werd alleszins rond deze periode onteigend, ongetwijfeld in het kader van het verdwijnen van de Bassin de Chasse ten voordele van de constructie van nieuwe handelsdokken in de Oostendse haven (1898-1905). Deze onteigening ging echter niet zonder slag of stoot, want blijkbaar werd niet onmiddellijk een consensus bereikt over de gepaste afkoopsom. In de discussie die hieromtrent neergeschreven werd, werden de verkoopsom van de ‘enkele jaren geleden verkochte’ oesterput van ”Royon-Hertoghe & Cie” en de ‘recent betaalde prijs’ voor het park van ”Delbouille” aangehaald als voorbeelden. Afgaande op deze inhoud moet de kwekerij van “De Brock” dus kort na 1 maart 1897 – het datum waarop ”Delbouille” overgenomen werd door de "N.V. des Huitrières Park Ostende" – de deuren gesloten hebben.[2] In een krantenartikel van L’Echo d’Ostende van 8 maart 1898 werd “De Brock” alleszins niet meer vermeld in een opsomming van de actieve oesterkwekerijen in Oostende.[10]

Referenties

Meer weten